Karpervissen op de De Merwede – Kees Verheij

In zijn tweede blog neemt riviervisser Kees Verheij ons mee naar een aantal woeste wateren. Eén ervan is zijn nieuwe thuiswater: De Merwede. De visserij is taai, maar kan Kees deze rivier kraken?
Het is inmiddels 2008 en er gaat een hoop veranderen voor de familie Verheij! We gaan namelijk verhuizen naar het Gelderse land, ingeklemd tussen de Waal en de Linge. Eind maart is het na maanden van verbouwen eindelijk zover en betrekken we onze nieuwe (nou ja…) woning, met uitzicht over de polder. Niet geheel onbelangrijk het huis ligt; in de nabijheid van heel veel nieuwe visgronden. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik in het verleden al eens vaker zowel de Linge als de Merwede heb bevist, maar dit waren altijd incidentele sessies met niet veel bijzonders als resultaat.
Nu zou vooral de Waal/Merwede voor mij een nieuwe uitdaging worden. Het was wel even mooi geweest op de Lek, ik beheerste het kunstje daar nu wel en ook de populatie, vooral de betere vissen, waren wel zo ongeveer bekend op dat stuk van de rivier. Gelukkig blijven verrassingen ook daar mogelijk, dat wel!
Net goed en wel gesetteld, moest er natuurlijk alweer gevist worden, het bloed kruipt tenslotte waar het niet kan gaan. Ondanks de bedenkingen van vrouwlief ga ik half april alweer vissen, ik moet gewoonweg weer met een hengel aan het water zijn. Ik heb een stek uitgekozen in een grote plas die in verbinding met de Merwede staat, aan de rand van een natuurgebied waar zelfs bevers voorkomen.
Tijdens de eerste verkenningstochten per kano vallen de omgeknaagde bomen me al op. Later zie ik regelmatig de veroorzakers met hun kenmerkende platte staart, waarmee ze trouwens ongehoord hard op het water kunnen slaan. Bij één gelegenheid zwemt er een bever recht op me af terwijl ik in de kano zit. Ik laat me uitdrijven en pas een meter of 7 a 8 bij me vandaan duikt hij rustig onder, schitterend! Ik heb trouwens weer eens mazzel, want ik mag de kano op het landje van Marius, een vriend van m’n schoonvader, leggen. Dit landje met zomerhuisje grenst direct aan dit water. Zo kan ik dus met de auto vol spullen tot vlakbij de waterkant komen en daar de boel in de kano laden. Ook de auto staat zo veilig, want het hek langs de dijk gaat op slot en uiteraard kreeg ik ook een sleutel van Marius. Inmiddels is de krasse oude baas helaas overleden aan een slopende ziekte en is zijn terrein verkocht en daardoor ook voor mij verboden toegang.
Op deze plas, die ook nog eens voorzien is van twee eilandjes, had ik jaren terug al eens een nachtje gevist met twee kleinere schubkarpers al resultaat. Nu zou ik het water eens goed aanpakken, wie weet wat voor rivierbakken hier hun toevlucht zoeken! Een tochtje met de visvinder in de kano leert me dat het maximaal 4,5 meter diep is, met diverse harde platen en mooie taluds. Verder is het werkelijk een genot om hier te zijn in verband met de prachtige natuur. Ik installeer me op het verst gelegen eilandje en vis vanaf daar naar diverse mooie stekken. Zo vroeg in het jaar is het water nog best koud en de eerste nacht verloopt dan ook zonder actie. Het rivierwater staat ook nog vrij hoog en maar net onder de oever waarop ik zit. Het moet geen 10 centimeter hoger worden, dan heb ik geen droge plek meer.
Ach…blanken ben ik wel gewend en zo weer eens vissen na maanden klussen en stof happen is alweer meer dan prachtig. In de daarop volgende weken vis ik nog een paar keer op dit eilandje, alsook op het andere eilandje. Ik vang daar ook m’n eerste vissen, echter niet van het zo gewenste soort. Er blijken hier windes te huizen, zo groot als ik ze op de Lek maar zelden ving. Na meting blijken de meesten rond de 60 centimeter te zijn en naarmate de watertemperatuur stijgt, neemt ook hun bijtlust toe, totdat die zulke proporties aanneemt, dat de hengels maar zelden een half uur rust hebben, en dientengevolge ikzelf ook.

Tussen de windes door.
Doorwaakte nachten zijn het gevolg en het gebeurt wel dat ik rond 1 uur ’s nachts de hengels niet opnieuw uitvaar, maar eerst even een paar uurtjes slaap pak en pas ’s morgens vroeg opnieuw uitvaar. Om meteen weer met uitgeruste en zeer enthousiaste windes te worden geconfronteerd, zucht… Doordat ik vrij koppig ben en ik toch echt karper verwacht, houd ik het lang vol….te lang zo blijkt, want die ene scharrelschub die ik vang, luidt bepaald niet het begin van een serie in, maar blijkt een uitzondering te zijn tussen al het winde-geweld. En of ik nu met tijgernoten of met 24 mm bollen vis, het maakt ze geen fluit uit, m’n Delkims trouwens des te meer. Ook meerdere bollen aan de hair of een langere hair helpt niet echt, ik vang wel iets minder maar de overlast is gewoon te groot.
M’n oude Fox tent, zo’n antieke waar je eerst 4 stokken door moet wurmen en daarna de boel overeind moet trekken (iets wat met windkracht 4 of meer al een beproeving is), laat ik al snel op het eerste eilandje staan, want er komt daar bijna toch geen mens. Er ligt alleen een bootje bij het eiland dat zo ongeveer permanent bewoont wordt door een aardige knul en z’n vriendin. Af en toe een babbeltje maken en een peukie roken levert ook nog eens veel informatie op over de plas, maar helaas weinig moedgevende. Er is in het verleden al vaker gekarperd, zo wordt me duidelijk, maar hij heeft nooit veel resultaat gezien.
Inmiddels bevis ik tussendoor wat stekken op de rivier zelf, maar ook daar zie ik geen teken van karper. Het is echter wat minder met de windes, en da’s ook wel een verademing. Ik berust me er ook al een beetje in, af en toe ga ik met de pen of drijvend op een putje, zodat ik weer eens een hengel krom trek, vooral samen met een van m’n zoons, zodat het er eigenlijk op neerkomt dat pa vooral filmt en fotografeert en zoonlief de hengel krom trekt, maar dat terzijde. De rivier daagt me uit en ik neem die uitdaging graag aan en leer intussen hier en daar de bodem en het verloop wat kennen, hoewel ik dat het meest doe met kano en dieptemeter.
Zo gaat de zomer voorbij en nadert de herfst alweer. Ik besef dat ik nog maar enkele maanden de kans heb om nog wat van mijn seizoen te maken, maar het komt niet in m’n hoofd op om deze rivier met hangende pootjes te verlaten. Ik keer maar eens terug naar de plas met de eilandjes, alwaar m’n ouwe bivvy nog steeds onaangeroerd staat, hoewel al flink overwoekerd met klimop en andere plantenzooi. Na weer een paar nachten daar te hebben gevist, moet ik concluderen dat het grootste deel van de windes is vertrokken, maar die lege plekken niet zijn ingenomen door karpers. Ook Ismail, de jongen met wie ik daar al eerder heb gevist, is tot m’n verrassing regelmatig aanwezig, maar klaagt ook steen en been, ook al omdat hij betere tijden heeft meegemaakt. De rest van het seizoen ben ik er even klaar mee en breng ik dan ook op andere plekken door, zowel aan de Maas als aan de Linge.
Het nieuwe jaar 2009 brengt nieuwe plannen en verwachtingen, en ik ga een nieuw riviergedeelte aanpakken, waar ik het vorige jaar ook al even gepionierd heb. Ik ga om “veiligheidsredenen” de stek maar niet al te duidelijk omschrijven, maar er is diepte en ondiepte buiten de stroming en een eerste tocht met de dieptemeter laat mooie taluds zien. Als ik nog een oud vrouwtje, die haar hondje daar uitlaat, spreek en zij me vertelt dat er hier in het voorjaar van die grote vissen door het riet klapperen staat m’n smile van oor tot oor, zeker als ik van haar verneem dat er hier geen karpervissers actief zijn. Althans, op m’n vraag of ze hier wel eens “mannetjes met tentjes en piepertjes” (wat een hobby he!) ziet, antwoordt ze ontkennend, en ze loopt daar nagenoeg iedere dag. Mooi, driewerf mooi!
Ik start begin april met vissen, de watertemperatuur zit dan al aan de 9 graden. De eerste sessies geven nog geen resultaat, maar vol vertrouwen zet ik door. Als dit een paaiplek is moeten ze toch zeker eind april, begin mei hier aanwezig zijn. In een kom verderop ontdek ik intussen de eerste karpers op zeer ondiep water, visjes tot een pondje of vijftien. Ik laat ze nog met rust, maar onthoud wel de plek. Er moet echter ondanks de diverse blanks eerst op stek 1 gevist worden, want er rolde pas een heuse bak op het diepere deel. Weer een blank later besluit ik het toch maar eens in de kom te proberen en voer met de kano een aantal dagen op wat ondiepe plekken. Het is wel een heel gedoe, maar over land kom je er al helemaal lastig en een 20 minuten naar je stek kanoën is ook al geen straf!
Van 29 op 30 april pak ik er voor het eerst een nachtje. De weersomstandigheden zijn prima en samen met zoon Corstian van 7 installeer ik me in de rimboe. Het enige nadeel is dat ik twee keer heen en weer moet peddelen om zoonlief en extra spullen op de stek te krijgen, maar daar staat dan weer tegenover dat er een hengeltje extra kan worden ingelegd. We installeren ons op de smalle landtong en voor deze gelegenheid knutsel ik die ouwe fox tent weer eens in elkaar. Zoonlief speelt met zand, stenen en water en ik maak het me na het uitvaren van de hengels gemakkelijk met een lekker biertje en een zware Van Nelle. Vriend karper laat niets van zijn aanwezigheid zien en zelfs de windes zijn erg rustig voor hun doen, want ik vang er die avond en nacht maar enkele.
’s Morgens vroeg staat ineens de linker hengel, die onderhands is ingegooid en beaasd is met een grote scopex boilie, flink te schudden en zakt de swinger een stuk. In de veronderstelling een winde te hebben, loop ik op m’n gemak naar de rodpod en pak de hengel eraf. Meteen springt deze krom en knalt er een vis door de vrij licht afgestelde slip, oef, dat is even schrikken. Vervolgens probeert de vis voorbij de landtong te komen om zodoende in de volle stroming te belanden, iets wat ik liever probeer te voorkomen omdat ik niet kan meelopen en de vis dan tegen de vrij stevige stroming in maar weer terug moet zien te krijgen. Met de hengel laag boven het water komt de vis omhoog en slaat een stevige kolk. Ik ga er nog eens lekker in hangen met de hand op de spoel en dat helpt. Met veel kabaal zwemt de vis de andere kant op en ik geeft hem de ruimte. Daar trapt hij echter niet in en keert nogmaals om richting de stroming. Na een poosje geven en nemen is de boel onder controle en trek ik de vis in het schepnet. Een mooie, strakke schub van ruim 20 pond is voor even van mij en mag in het eerste morgenlicht poseren voor de camera. Eindelijk wat resultaat!
Genietend van de ochtendsfeer schiet ik nog wat plaatjes van de rivier en ga thee zetten. Nog voor ik met zoonlief kan gaan eten, krijg ik een volle run op de rechtse hengel, die op ongeveer 100 meter afstand ligt. Ik ga in de hengel hangen, waarbij de gehaakte vis meteen vol door de pittig afgestelde slip gaat. Mooi, dat moet een beste vis zijn, bedenk ik me en vol spanning dril ik de zich langzaam naar rechts verplaatsende vis naar me toe. Door de hengel steeds om te leggen van links naar rechts komt de vis in een zigzagbeweging mee, draait voor de kant om en rost weer stevig door de slip. Heerlijk, ik geniet met volle teugen, maar voel ook de spanning van de dril. Ik heb al gezien dat het om een hele mooie schub gaat die mogelijk de 30 pond gaat halen en hoop maar dat hij niet los schiet. Gelukkig gaat alles goed en even later ligt er een hooggebouwde, puntgave vis op de onthaakmat te happen, terwijl zoonlief vol bewondering met een vingertje z’n brede flank beroert.
De unster velt het definitieve oordeel, ik heb m’n eerste Waaldertiger te pakken! Zoonlief maakt zich zeer verdienstelijk door een serie mooie foto’s te maken en dan mag de vis weer zwemmen. Daarna is het genieten vanaf de stretcher, een eitje met spek bakken en lekker babbelen met Corstian. Heerlijk om zulke momenten met je zoontje te beleven!
De week erna ben ik weer paraat voor een sessie in m’n eentje, dus weer vanonder de vertrouwde oval. Ik zie meteen bij het uitvaren al flinke boeggolven, die alleen maar door karpers veroorzaakt kunnen worden en m’n verwachtingen zijn dan ook hooggespannen. Ditmaal hoef ik niet erg lang te wachten, om 23.15 volgt er na een paar piepen al een fluiter en vang ik tot m’n lichte teleurstelling de dertiger van vorige week. Het voordeel is dat ie meteen terug kan, foto’s heb ik immers al en ook wegen vind ik even niet interessant. Ik bedenk mezelf dat het allemaal ook niet zo erg is, die vis zit gewoon op m’n voer, wat bestaat uit boilies en tijgernoten. Had ik hem vorige week op tijgers, nu viel hij voor een boilie. Op de Lek had ik iets soortgelijks met een schub die ik als eerste op een nieuwe stek ving en twee weken later alweer dubbelde. Het is een bevestiging van de gedachte dat voorvoeren de vissen ook hier wat op de stek houdt. Hoewel dat op een grote rivier ietwat ongewisser is dan op een afgesloten water, gebeurt het wel degelijk, hoewel minder lang en nadrukkelijk dan elders.
Tevreden rol ik me in m’n slaapzak en kan een aantal uren ongestoord slapen, want de windes zijn er even niet. Heel vroeg ik de morgen, als de duisternis al plaats maakt voor schemer, krijg ik het wederom aan de stok met een weerbarstige karper. Deze vis vind een obstakel op de bodem en ik ga er met de kano achteraan. Gelukkig komt de lijn weer vrij en laat ik me op sleeptouw nemen. Dit vind de vis niet zo geweldig en doet alle moeite om de kant op te zwemmen, zo lijkt het. Ik stap dus maar uit in het ondiepe water en kan de vis al snel in het net trekken. Een schub van net geen 20 pond mag weer snel zwemmen.
Na een lekker ontbijtje en een dampende peuk zowaar nog een run. Deze vis acteert een stuk rustiger dan die van daarnet, maar trekt zich niets aan van de druk die ik op hem uitoefen. Ondanks het feit dat ik hem op een afstand van zo’n 100 meter haak en de slip nogal zwaar staat afgesteld, pakt hij enkele tientallen meters lijn en voelt het erg massief aan. Vele minuten later schuift het gevaarte voor de eigen kant over de bodem en weer even later zie ik voor het eerst z’n rug. Het is een lange spiegel met een rug zo breed dat m’n knieën spontaan beginnen te knikken, en ik hardop tegen mezelf begin te praten dat ik nu eindelijk die veertiger er aan heb.
De vis besluit dat ie weer een ommetje gaat maken en laat mij in vertwijfelde toestand achter met het geluid van een tikkende slip in m’n oren. Meestal klinkt dat als een potje lekkere rock, maar nu meer als een krassend krijtje op een schoolbord. Man man, deze moet ik hebben en hij mag van mij nu gewoon zonder problemen meekomen en in het netje glijden hoor! Gelukkig doet hij dat na enige bange minuten en ik bewonder even later een prachtige oerspiegel van de grote rivier. Hoewel hij 94 centimeter lang is, heeft hij te weinig buik voor de magische grens. Met ruim 37 pond in ieder geval eén van m’n betere riviervissen en zelfs m’n zwaarste spiegel van de rivier!
Ik ben dan ook een zeer gelukkig mens, zak de vis en bel vrouwlief om de foto’s te komen maken, wat zij voor speciale gevallen met liefde komt doen. In die tussentijd gaat de hengel maar weer op z’n plek en na een half uurtje ook gewoon weer af met een fel tegenstribbelende 16-ponder als resultaat. Het zit ineens wel erg mee zo!
Inmiddels staat vrouwlief in de verte te zwaaien en ik haal haar met de kano op. De vis wordt op foto en video vastgelegd, waarna hij met een ferme staartslag het ruime sop kiest, altijd weer een mooi moment! Ik breng Anneke weer naar de vaste wal en ruim de boel op. Vier vissen op een nacht, waaronder twee dertigers, ik zweef nog dagenlang, en heb alweer zin in de volgende sessie!
Gelukkig hoef ik nog geen week te wachten voordat ik weer kan gaan. Het is prachtig, zonnig weer en als ik de boel op heb staan, ga ik er eens lekker voor zitten terwijl de zon langzaam ondergaat. Het is half 11 ’s avonds als de linker hengel, die voorzien van een paar tijgernoten op zo’n 80 meter afstand is uitgevaren, een run produceert. De gehaakte vis stuift na het inschakelen van de gevechtsslip meteen onhoudbaar naar rechts en scheert over de lijn van de rechter stok heen naar het wijd. Na een ongekend heftige dril, waarbij de vis telkens weer van me vandaan accelereert, ligt er een moegestreden, brute rivierschub met een flinke staart op de mat, 90 centimeter en 27 pond. Geen slecht begin!
Na het uitvaren krijg ik een uurtje later op dezelfde hengel alweer beet, maar de vis schiet al na enkele tellen los, shit! De herkansing volgt na enkele uren, en na een vrij tamme dril schep ik een dikbuikige schub van 23 pond, met een prachtig gaaf schubbenkleed. Ook deze mag even in een bewaarzak, die ik op een rustig plekje zonder veel stroming tussen twee banksticks hang. Bij het vroege ochtendlicht maak ik wat foto’s met de zelfontspanner en krijgen de vissen hun vrijheid terug.
De week erop komt de klad erin, ik krijg 1 run van een zware vis, die zich op de bodem weet vast te zwemmen aan een obstakel. Met de kano erboven krijg ik het zaakje los, maar de onderlijn is doormidden. Natuurlijk kan dat gebeuren, maar als ik een week later exact hetzelfde meemaak na een dril die er niet om liegt, en dan ook nog op een plek zo’n 20 meter verderop, dan komt de stoom toch wel uit je oren!
Inmiddels is het al zomer en zakt het peil in de rivier dusdanig, dat de stek een stuk minder interessant wordt en vooral weer het domein is van windes. Ik vis nog op een paar andere rivierstekken, maar ook daar blijven de sessie karperloos, waarna ik besluit om op het kleine riviertje eens een kans te gaan wagen. Daarover meer in het volgende nummer, wordt dus vervolgd. In september stijgt het rivierwater weer en besluit ik om de voorjaarsstek nog eens een kans te geven. Omdat ik de laatste 2 aanbeten verspeeld had aan die obstakels, bevis ik de stek vanaf een andere kant. Dit blijkt een prima keuze en de eerste nacht vang ik al een tweetal schubs, 16 en 21 pond. De week erna vang ik de twintiger alweer terug en ook het waterpeil zakt dan weer snel. Hierdoor keer ik alweer snel terug naar het kleine riviertje, waar ik tot het eind van het jaar regelmatig een mooie vis vang.
Zowel in 2010 als in 2011 bevis ik vooral de Linge, met af en toe een uitstapje naar de Lek, Biesbosch of de Merwede. In 2011 waag ik zelfs een keer de oversteek (toch maar eens met vliegtuig in plaats van kano) naar Canada en verblijf daar met enkele vismaten voor 18 dagen aan de oevers van de St. Lawrence River, een onvergetelijke ervaring!
In 2012 moet dan maar eens gebeuren wat ik al langer van plan was: een seizoen volgas op de Merwede. Mijn oog is gevallen op enkele veelbelovende plekken, waaronder een industriehaven met warmwaterlozing. Een ideale plek om vroeg in het seizoen te starten, en dat ik er eigenlijk te laat begon, zal een volgende keer wel duidelijk worden!